Dwangmedicatie

Dwangmedicatie

Opname accommodatie

KC24-005 06 februari 2024

Uitspraak onafhankelijke klachtencommissie Wvggz Gelderland Midden en Zuid

 

Inzake : [klaagster]
Instelling : Pro Persona
Klachtnummer : KC24-005
Datum ontvangst klacht : 24 januari 2024
Schorsiingsverzoek : n.v.t.
Datum hoorzitting : 01 februari 2024
Datum beschikking : 06 februari 2024

 

 

Aanwezig bij de hoorzitting

[XX] (klaagster)

[XX] (PVP)

 

[XX] (verweerster/verpleegkundig specialist)

 

[XX] (jurist, voorzitter)

[XX] (psychiater)

[XX] (verpleegkundige)

 

[XX] (ambtelijk secretaris Wvggz klachtencommissie)

 

 

Ingediende klacht

  1. Opname kliniek
  2. Verplichte medicatie

 

Bevoegdheid klachtencommissie

Klaagster heeft klachten ingediend over een situatie als bedoeld in artikel 10:3 Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz). De klachtencommissie is op grond van artikel 10:1 lid 2 Wvggz bevoegd om uitspraak over deze klachten te doen.

 

Procesverloop

De klachtencommissie heeft op 24 januari 2024 een klachtenformulier ontvangen inzake verplichte zorg. Op 25 januari 2024 zijn partijen geïnformeerd over de behandeling van de klachten en uitgenodigd voor een hoorzitting.

De klachtencommissie heeft op 31 januari 2024 het verweer ontvangen en dezelfde dag doorgestuurd naar partijen.

 

De hoorzitting heeft plaatsgevonden op 01 februari 2024. Partijen hebben tijdens de zitting hun standpunt toegelicht. Aan het einde van de hoorzitting deelt de voorzitter mede dat de commissie uiterlijk 06 februari 2024 uitspraak zal doen.        

 

De klachtencommissie heeft met toestemming van klager inzage gehad in de volgende stukken:

-           Ingediende klacht;

-           Verweerschrift;

-           Beschikking crisismaatregel, d.d. 27-12-2023;

-           Beschikking Voortgezette crisismaatregel, d.d. 29-12-2023;

-           Herstelbeschikking VCM, d.d. 29-12-2023;

-           Beslissing verlenen verplichte zorg, d.d. 27-12-2023;

-           Informatiebrief verplichte zorg, d.d. 15-01-2024;

-           Medische verklaring, d.d. 27-12-2023 en 18-01-2024;

-           Bevindingen GD, d.d. 18-01-2024;

-           Behandelplan, d.d. 16-01-2024 en evaluatie behandelplan;

-           Zorgplan, d.d. 16-01-2024;

-           Rapportage en decursus 27-12-2023 t/m 29-01-2024.  

 

 

Feiten

Klaagster is een [leeftijd], alleenstaande vrouw. In het verleden is diagnostisch gesteld dat er sprake is van een bipolaire I stoornis met vermoedelijk chronische symptomen in de vorm van milde ontremming, slapeloosheid en moeite met vasthouden van aandacht en concentratie, PTSS en persoonlijkheidsproblematiek met kenmerken van Cluster B (borderline en antisociale trekken).

In november 2022 beschrijft het CCE de problematiek van klaagster als schizotypie met een bovengemiddelde narcistische afweer.

 

De klachtencommissie heeft geen reden te twijfelen aan deze op medisch psychiatrisch

onderzoek gebaseerde diagnoses.

 

In de periode waarop de klachten betrekking hebben ontving klaagster verplichte zorg op grond van een voortgezette crisismaatregel ingaande op 29 december 2023 en eindigend op 19-01-2024. Een zorgmachtiging is aangevraagd.

Opname in de kliniek en medicatie zijn onderdelen van de toegestane verplichte zorg.    

  

Verslag van de hoorzitting

De voorzitter opent de vergadering en alle partijen stellen zich voor.

 

Standpunt van klaagster

Klaagster licht toe dat ze al jaren regelmatig met dwang wordt opgenomen. Dit is ziekmakend voor haar. Klaagster benoemt nu bereid te zijn om vrijwillige medicatie in te nemen dus een verplicht kader is helemaal niet nodig. Zij heeft erg veel nare bijwerkingen van alle medicatie, inclusief paracetamol, en wijt dat aan het feit dat ze een maand te vroeg geboren is. Klaagster heeft een erg goede band met haar zusje en benoemt ter zitting dat ook haar zus het vreselijk vindt dat klaagster is opgenomen. Tegen haar zusje heeft verweerder gezegd dat klaagster de medicatie wel verdraagt, vult ze aan. Klaagster wil behandeld worden met EMDR, zoals in het verleden opgestart.

Zij verklaart zwaar getraumatiseerd te zijn. Verweerder heeft tegen klaagster gezegd dat ze het hartverscheurend vindt maar dat het van hogerhand is opgelegd en dat zij dit besluit moet uitvoeren. Ze begrijpt verweerder niet omdat ze weet dat zij een voorstander is van zo weinig mogelijk medicatie en zo kort mogelijk.   

Klaagster verklaart hoogbegaafd te zijn en over paranormale gaven te beschikken. Haar sterrenbeeld is ram. Ze is temperamentvol en daar kunnen mensen, ook behandelaren, niet tegen. Daarom wordt haar leven door Pro Persona onmogelijk gemaakt, aldus klaagster.  

 

PVP vult aan dat klaagster een sterke afkeer heeft van alle medicijnen maar dat ze er toch mee gestart is. Ze heeft het erg moeilijk met de opname. Ze voelt zich niet veilig door een incident met een medebewoner en kan haar rust niet vinden. Klaagster is een keer weggelopen bij [locatie] en een dag uit beeld geweest. Ze mist haar familie en haar huisdier.

Over de 8.9-brief merkt PVP op dat deze erg algemeen geformuleerd is en de motivering voor de verplichte zorg onvoldoende is. PVP refereert aan een besluit van een andere klachtencommissie die in een vergelijkbare situatie geoordeeld heeft dat de aanzeggingsbrief goed gemotiveerd moet worden, dus met redenen waarom de verplichte zorg noodzakelijk is in die situatie, welk middel toegediend gaat worden, in welke dosering en voor welke periode.

 

 

Standpunt van verweerder

Verweerder licht toe dat zij klaagster al meer dan 10 jaar kent. De eerste jaren vanuit haar rol als verpleegkundige, de laatste 6 jaar als regiebehandelaar in de kliniek. Verweerder kan goed zaken doen met klaagster en ze kunnen het ook goed oneens zijn. Verweerder onderschrijft dat ze voorstander is van een zo kort mogelijke behandeling maar over de duur daarvan verschilt ze van mening met klaagster. Verweerder vindt dat er een gedegen plan moet zijn voordat klaagster met ontslag kan. Klaagster heeft vaker vergelijkbare klachten ingediend bij de klachtencommissie. Verweerder weet hoezeer klaagster een afkeer heeft van medicijnen en van klinische opname.

Klaagster is al sinds vele jaren in behandeling en vanuit goed zorgverlenerschap is een second opinion gevraagd bij het CCE. Zij kwamen tot een andere diagnose dan Pro Persona, namelijk een schizotypische stoornis. Op basis van het advies van CCE is de behandeling van klaagster stopgezet. Er hebben zeer regelmatig crisisbeoordelingen plaatsgevonden verklaart verweerder, maar die hebben niet geleid tot een opname. Dit heeft minstens 1,5 jaar geduurd. Klaagster kwam in die periode wel in beeld bij orde handhavers. De laatste tijd was er sprake van zeer veel meldingen bij de politie, soms wel 400 per maand. Die situatie was niet meer te handhaven en ook de burgemeester, als voorzitter van het veiligheidshuis, heeft extreem aangedrongen op zorg vanuit de GGZ. Verweerder wilde ongeveer 2 maanden voor opname het EMDR traject weer opstarten maar klaagster was enorm verward waardoor die behandeling niet kon plaatsvinden.

Klaagster was inmiddels dakloos geworden, enorm vervuild en gedesoriënteerd. Zij ging akkoord met een vrijwillige opname. Bij een kort vrijheidsmomentje koos klaagster ervoor om weg te gaan. Verweerder benadrukt geen vertrouwen te hebben in de vrijwilligheid van behandeling. Uiteindelijk is toch gekozen voor verplichte opname middels een crisismaatregel na diverse meldingen, waaronder de melding dat klaagster naakt bij een tankstation gesignaleerd was. Verweerder constateert een enorme verbetering van het toestandsbeeld ten opzicht van de opnamedag.

 

Over de opmerking van de PVP ten aanzien van de 8.9-brief licht verweerder toe dat die mogelijk in algemene termen is gesteld maar dat er minimaal 3 keer per week direct contact was met klaagster. Die gesprekken gingen o.a. over het belang van de medicatie, vervolgt verweerder. Zij constateert dat het bij zittingen vaak gaat over formaliteiten zoals formulieren die niet volledig ingevuld zijn, maar dat dit niet het feit is waarover geklaagd wordt. Verweerder geeft aan dat er volgende week een moreel beraad gehouden wordt in aanwezigheid van verschillende disciplines waaronder voormalige en huidige behandelaren. Uit dit beraad volgt een behandelplan. Dit kan allerlei kanten opgaan aldus verweerder, van niet behandelen en slechts reageren op crisissituaties, tot een langdurige opname of een depot voor een zeer lange tijd. De huidige behandelaar is voorstander van behandelen met depot. Verweerder is nog niet volledig overtuigd en hoopt dat vanuit het moreel beraad een plan komt dat proportioneel is. Er is tijd nodig om een adequaat plan te maken. Tot die tijd is opname noodzakelijk, aldus verweerder. Om die reden is ook een zorgmachtiging aangevraagd.  

 

Op een vraag van de commissie antwoordt klaagster dat zij, vanwege de vroeggeboorte, last heeft van alle zeldzame bijwerkingen van alle medicijnen. Haar ogen gaan bijvoorbeeld achteruit en ze is onvruchtbaar geworden. Klaagster refereert aan een goede ervaring met een Duitse kliniek waar ze kortdurend behandeld is met slechts 1 tablet maar met een langdurende sedatie.

 

Verweerder gaat in de tweede ronde verder in op het ziektebeeld van klaagster. Ze benoemt dat klaagster ontregeld en desintegreert bij oplopende spanning. Ze komt dan veelvuldig in de problemen. Is inmiddels ook dakloos geworden. Er is sprake van een vrij diffuus beeld dat raakvlakken met meerdere stoornissen heeft. Bij opname was sprake van een dermate forse psychotische ontregeling dat gestart is met een antipsychoticum. Uit eerdere ervaringen was bekend dat klaagster daar goed op reageert en rustiger wordt. Niet zo boos als wanneer ze niet behandeld wordt, vervolgt verweerder. Klaagster is jarenlang niet behandeld met medicatie. Ongeveer 3 jaar geleden heeft zij een periode een intramusculair depot gekregen. Ondanks dat klaagster lange periodes niet behandeld wordt met medicatie is ze wel frequent in beeld vanwege overlastmeldingen bij de politie. De crisisdienst handelt op basis van de adviezen van het CCE rapport waarbij het uitgangspunt is dat er geen gedwongen zorg wordt geleverd, geen opnames en geen medicatie. Opname en medicatie lost het ook niet langdurig op, aldus verweerder.

 

De PVP vraagt of klaagster in afwachting van het moreel beraad vrijheden kan terugkrijgen. Verweerder geeft aan dat dit niet mogelijk is. Klaagster is dakloos en het lukt haar niet om onderdak te vinden. Verweerder acht het daarom niet verantwoord. Het vast te stellen beleid vanuit het moreel beraad is ook bedoeld om naar de buitenwereld te communiceren, waaronder deelnemers aan het veiligheidshuis. Zolang er geen beleid is kan klaagster niet opnieuw vrij rond lopen, aldus verweerder.

 

 

BEVINDINGEN VAN DE COMMISSIE

 

Ontvankelijkheid klacht en bevoegdheid commissie

Op grond van artikel 10.3 van de Wvggz kan een klacht worden ingediend bij de klachtencommissie over de nakoming van een verplichting of een beslissing op grond van de in dat artikel opgenomen bepalingen. De klachten zien op de uitvoering van de verplichte zorg en zijn gericht tegen de verplichte medicatie en opname zoals bedoeld in artikel 8:9 Wvggz en zijn ontvankelijk.

 

Gronden en overwegingen

Gelet op de ingebrachte stukken, de inhoud van de dossierstukken en het verhandelde ter zitting komt de klachtcommissie tot de volgende overwegingen.

Artikel 8:9 Wvggz bepaalt dat de zorgverantwoordelijke ter uitvoering van de (voortgezette) crisismaatregel en ter uitvoering van de zorgmachtiging een beslissing tot het verlenen van verplichte zorg niet neemt, dan nadat hij:

  1. zich op de hoogte heeft gesteld van de actuele gezondheidstoestand van betrokkene,
  2. met betrokkene over de voorgenomen beslissing overleg heeft gevoerd, en
  3. voor zover hij geen psychiater is, hierover overeenstemming heeft bereikt met de geneesheer-directeur.

 

Allereerst en meer in het algemeen overweegt de commissie dat verplichte zorg bij psychiatrische patiënten een ernstige inbreuk is op hun persoonlijke levenssfeer en/of lichamelijke integriteit. Deze inbreuk dient dan ook met de nodige waarborgen omkleed te zijn. Daarom worden er zowel op juridisch als op medisch gebied eisen gesteld aan het mogen toepassen van verplichte zorg. Op juridisch gebied moet verplichte zorg voldoen aan de gronden van de Wvggz en aan vormvoorschriften als vastlegging van het zorgplan en het uitreiken van een voldoende gemotiveerde schriftelijke kennisgeving van de verplichte zorg.

 

Klaagster is een [leeftijd] vrouw, bekend met een manische ontregeling bij een bipolaire-I-stoornis. Klaagster vindt zichzelf niet ziek. Klaagster klaagt over de verplichte medicatie (Cisordinol). Omdat ze een maand te vroeg geboren is kan ze niet tegen medicatie. Ze wordt er lichamelijk en geestelijk ziek van. Klaagster klaagt over de opname. Klaagster wil haar vrijheid terug.

 

Verweerder geeft aan dat het ernstig nadeel van klaagster weggenomen kan worden door de verplichte zorg. Het ernstig nadeel is gelegen in het gedrag van klaagster. De reden van opname is gelegen in de manische ontregeling van klaagster met forse agitatie. In de afgelopen maanden zijn er vierhonderd meldingen van overlast bij de politie over klaagster binnengekomen. Klaagster heeft geen vaste woon- of verblijfplaats. Klaagster heeft naakt het verkeer geregeld. Klaagster heeft diverse gebiedsverboden wegens eerder overlastgevend gedrag.

 

De commissie constateert dat de verplichte zorg (opname en medicatie) is besproken met klaagster op 27 december 2023 en ook schriftelijk aan haar uitgereikt. Naar het oordeel van de commissie voldoen de aanzegging en schriftelijke uitreiking aan klaagster aan de wettelijke vereisten. 

 

Uit de overgelegde stukken is volgens de commissie gebleken dat klaagster lijdt aan een of meerdere psychische stoornis(sen). Uit het CCE rapport blijkt het volgende: Voorheen is diagnostisch gesteld dat er sprake is van een bipolaire I stoornis met vermoedelijk chronische symptomen in de vorm van milde ontremming, slapeloosheid en moeite met vasthouden van aandacht en concentratie, PTSS en persoonlijkheidsproblematiek met kenmerken van cluster B. (borderline en antisociale trekken). In november 2022 beschrijft het CCE de problematiek van patiënte als schizotypie met een bovengemiddelde narctische afweer. Hierbij wordt ook duidelijk beschreven dat dit het voor klaagster erg lastig maakt om een behandelrelatie aan te gaan.

De commissie heeft geen reden te twijfelen aan deze op medisch deskundig psychiatrisch onderzoek gebaseerde diagnose(s). Er is sprake van risico op maatschappelijke teloorgang, risico op lichamelijk letsel voor klaagster zelf indien geen verbetering in het toestandsbeeld van klaagster optreedt. Daarmee staat voor de commissie vast dat het gedrag van klaagster als gevolg van haar psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. Ter afwending van dit ernstig nadeel heeft klaagster zorg nodig. De commissie is verder van oordeel dat de behandelaar in redelijkheid heeft kunnen beslissen dat het ernstig nadeel niet zonder opname en een behandeling met medicatie kan worden afgewend en dat deze vormen van verplichte zorg evenredig en naar verwachting effectief zijn. Het valt niet te verwachten dat een andere, minder ingrijpende, behandeling het ernstige nadeel kan wegnemen. 

 

Gezien het gedrag van klaagster en het risico op ernstig nadeel is de verplichte zorg gegeven door verweerder een passende behandeling om het ernstig nadeel te voorkomen. Getoetst zijn de proportionaliteit, subsidiariteit, veiligheid en doelmatigheid van de verplichte zorg.

De commissie is van oordeel dat verweerder op inhoudelijke goede gronden heeft besloten om verplichte zorg toe te passen. De verplichte medicatie met antipsychotica en opname zijn nodig om het ernstig nadeel voor klaagster te beperken. Om die reden acht de klachtencommissie de klachten ongegrond.

 

 

Uitspraak

De klachtencommissie verklaart de klacht gericht tegen de verplichte medicatie ongegrond.

De klachtencommissie verklaart de klacht gericht tegen de opname ongegrond.

 

 

 

Beroep

Klager, vertegenwoordiger of de zorgaanbieder kan door middel van een schriftelijk en gemotiveerd verzoekschrift bij de Rechtbank Gelderland beroep instellen tegen onderhavige uitspraak van de klachtencommissie. De termijn voor het indienen van een verzoekschrift bedraagt zes weken na de dag waarop de beslissing van de klachtencommissie aan de betrokkene is meegedeeld.

 

 

Aldus besloten,

namens de Wvggz klachtencommissie,

i/o

 

[XX]

Voorzitter Wvggz klachtencommissie

Datum: 06 februari 2024

Aantal bladzijden: 6